Cler. Luik, A. 1531-1550 (1531-1556) Den Bosch Heer Adriaen van(der) Hommelheze(n), van Hommelhese, ontleende zijn naam aan de hoeve "ter Hommelheze" (Hommelis) in Dinther, van welke plaats hij vermoedelijk afkomstig was. Tussen 1531 en 1550 stelde hij in Den Bosch een aantal notariële akten op, hoofdzakelijk testamenten. Al in de eerste akte van 3 november 1531 vermeldt hij dat hij door de Raad van Brabant in zijn notarisambt is bevestigd ("per dominos de Consilio Curie Brabantie continuatus", "pronunc per Cesaream Maiestatem denuo admissus notarius"). Hoewel diverse varianten van zijn naam in de bronnen voorkomen schrijft hij deze zelf in zijn signet steeds als A. vander Hommelhezen. Op 18 december 1534 stelde hij het testament op van een begijn van het Groot Begijnhof "ten woenhuyse mijns notaris naebescreven, staende op Sint Jans Kerckhoff bij die tralie aen die Thoren straet". Als getuige was daarbij onder meer aanwezig heer Servaes Servaess vander Stegen die ook in de akte van 1531 als getuige optrad en die bedienaar was van het nieuwe O.L.V.-beeld in de St.Jan. Heer Adriaen, die in een Bossche schepenakte uit 1546 ook wordt genoemd als gemachtigde van heer Daniel Laurens, rector van het St.Theobaldusaltaar in Dinther, was zelf ook beneficiant van de St.Jan. Bovendien was hij bij zijn dood in 1556 rector van de Bossche St.Anthoniuskapel. Heer Adriaen overleed op 18 mei 1556 en werd bij het St.Adrianusaltaar in de St.Jan begraven. In het obituarium van die kerk wordt hij vermeld als dominus Adrianus vander Hommelhezen de Dynther, beneficiatus. 1) Heer Adriaen was waarschijnlijk nauw verwant aan Henrick Jans van(der) Hommelheze en diens zoon Aert. Beiden waren koster van de St.Jan. De eerste komt al in 1483 als getuige voor in een codicil van Aleyt Jans Blerinck, zuster van de uit Heeswijk afkomstige heer Dirck Blerinck (nr.52). Zij verbleef toen in het huis van haar broer in Den Bosch. Van 1502 tot 1513 wordt Henrick als koster van de St.Jan genoemd. Op 27 augustus van het laatste jaar verleenden Henricus de Hommelheze et Arnoldus, eius filius, tamquam custodes, een kwitantie aan Henrick van Uden voor 10 stuivers die in een testament aan de koster van de St.Jan waren nagelaten. Aert wordt vervolgens als koster vermeld tot 1524. Op 24 mei van dat jaar maakten Joest Gerit Vilts en zijn vrouw Heylwich Wouters van Haren in het woonhuis van Henrick van Hommelheze in de Torenstraat hun testament. Ze gaven daarin onder meer opdracht tot de stichting van drie wekelijkse missen aan het St.Christoffelaltaar in de St.Annakapel bij de Gevangenpoort en bepaalden dat Aert Henricxss vander Hommelheezen de eerste rector van de missen moest worden, indien hij zich althans tot priester zou laten wijden. In 1531 was Aert echter nog steeds geen priester. Op 2 juni van dat jaar verleende hij als rector van het altaar van de tweede fundatie van St.Martinus de Mindere in de St.Jan aan zijn vader Henrick een volmacht om de cijnzen en pachten te innen die bij de inkomsten van dit altaar hoorden. Een her Arnt Hommelheze, capittelair (kanunnik), woonde in 1552 aan de Oude Dieze in het blok van de Weverplaats. 2)
|
Noten | |
1. | GAH, THG 380 (12 jan.1355), 661 (23 juni 1369), 670 (14 dec.1369); Bijlage II 185.1; Schutjes, Geschiedenis, III 459; Smits, De grafzerken, 61 nr.50B; APB, St.Jan II, Obituarium, p.151, p.414; Notariële akten van na 1531: GAH, THG - (30 sept.1534); GAH, GG 3429 (30 sept.1534); GAH, GBW 345 (2 apr.1535), 1256 (3 dec.1533), 1272 (18 dec.1534); AAT II, 125, fo.41r (22 apr.1550); Door heer Adriaen gecollationeerde afschriften: Bijlage II 128.9, 185.1 (2e ex.). |
2. | Bijlage II 57.2, 63.5, 63.7.1, 63.7.2, 64.2.2, 124.2, 134.1, 313.22, 350.3.2, 350.4, 350.8.1, 350.9; GAH, RA 1313, fo.279r (2 juni 1531); GAH, OA B59 (1552/53) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 188-190, 199); GAH, GG 610 (1491/92). |